Via het Oosters Partnerschap zoekt de EU toenadering tot een aantal Oost-Europese landen zoals Oekraïne en Moldavië. Vanuit Europees oogpunt gezien is dit een stap in de juiste richting. Wel moet scherp gelet worden of de betrokken landen en Nederland echt gebaat zijn bij verregaande en snelle samenwerking met de EU. Zo is het wegtrekken van de beroepsbevolking voor veel Oost-Europese landen een reëel gevaar. Ook blijkt vaak uit de praktijk dat het Oosters Partnerschap door de EU misbruikt wordt door een liberale agenda door te drukken die schadelijk zijn voor traditionele familiewaarden. Om niet het gevaar te lopen EU-donaties te verliezen, geven Oost-Europese landen vaak toe en implementeren wetgeving waar de eigen bevolking massaal tegenstander van is. Zo wordt de EU-samenwerking een eliteproject tussen enerzijds Brusselse organisaties die kwistig zijn met geld, en anderzijds Oost-Europese regeringen die graag principes opzij zetten in ruil voor geld. De Nederlandse regering moet deze ontwikkeling tegengaan.

Associatieakkoorden

Associatieverdragen zijn bedoeld om handelsbelemmeringen tussen landen weg te nemen. Een handelsnatie als Nederland heeft daar veel profijt van. Dergelijke verdragen heeft de EU met tientallen landen gesloten. Met Europese landen (zoals vroeger Bulgarije, Polen en Hongarije, en nu Macedonië, Servië en Albanië), maar ook daarbuiten (Egypte, Israël). Als het gaat om de vraag of de EU een associatieverdrag met een Oost-Europees land moet sluiten, is het volgens SGPJ van belang dat:

  1. Alle lidstaten hier positief over zijn, en het akkoord daarmee iets toevoegt en in het belang van de EU als geheel is;
  2. De zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het land in kwestie wordt meegewogen;
  3. Dat het effect van het akkoord op de relatie met andere partijen (in dit geval Rusland) wordt meegenomen.

Bij dit laatste punt benadrukt SGPJ dat, als alle EU-lidstaten akkoord zijn, de soevereiniteit van het partnerland in kwestie gerespecteerd dient te worden. Hierin moet de balans gevonden worden tussen nuttige samenwerking tussen soevereine staten enerzijds en de (strategische) buitenlandpolitiek van andere landen (in dit geval Rusland) anderzijds.

Oekraïne-referendum

De vraag of het verdrag een opstapje is van een lidmaatschap van Oekraïne van de EU is (nu) niet aan de orde. De feitelijke inhoud van dit verdrag daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Er moet echter wel goed worden bekeken of dit onbewust toch niet wordt doorgevoerd. Het is de taak van onder andere de Nederlandse overheid om hiervoor te waken.

Daarnaast wil de EU door dit verdrag het buurland van Rusland met zachte hand verplichten tot democratische en economische hervormingen afdwingen. In de tekst zijn daarom ook bepalingen over rechtstaat, mensenrechten en democratie opgenomen. Deze ‘gemeenschappelijke waarden’ worden op de schouders van de Oost-Europese landen gelegd. Dit is een kwalijke zaak. Het invoeren van democratie en mensenrechten is een geleidelijk proces. Niet een eenzijdige handeling vanuit de overheid. SGP-Jongeren is voor samenwerking met Oost-Europese landen en wanneer een dergelijk partnerschap wordt aangegaan moet de situatie in een land kritisch en nauwlettend te worden gevolgd. De EU dient echter wel rekening te houden met de cultuur in een desbetreffend land, nu deze landen democratie nog altijd niet gewend lijken te zijn. Daarnaast is een dergelijk akkoord met een land dat zo dicht bij Rusland ligt, vergelijkbaar met het porren van een beer en in dit geval de Russische beer. Oplettendheid dat de EU hiermee Rusland niet tegen zich in het harnas jaagt is dan ook vereist.

Zie ook ons standpunt over de Europese Unie.