Op 30 april heeft onderwijsminister Dennis Wiersma zich kritisch uitgelaten over identiteitsverklaringen op (reformatorische) scholen. Naast de inmiddels bekende verwarring tussen het Gomarus College en de Gomarus Scholengemeenschap viel er nog meer op. De bewindsman heeft namelijk aangegeven deze verklaringen onwenselijk te vinden omdat zij in zouden gaan tegen de 'basiswaarden van de democratische rechtsstaat.' Maar in de democratische rechtsstaat heeft vrijheid van onderwijs voluit bestaansrecht: diverse scholen kunnen naast elkaar bestaan. Identiteitsverklaringen op scholen reflecteren deze verschillen. Diversiteit in het onderwijs beperkt zich niet tot de praktijk, maar gaat juist ook over opvattingen. Dat een minister van liberale huize niet tot dezelfde conclusie komt, is zorgwekkend.

Uniek karakter symbool van vrijheid

Op 6 april verscheen er in NRC een column waarin het ‘opdringen van religie’ op een openbare school wordt afgewezen. De auteur begrijpt waarom een klaslokaal gereserveerd kan worden voor LHBTI-leerlingen, maar niet de komst van een gebedsruimte. De auteur stelt zelfs dat wanneer gebedsruimtes worden toegestaan op openbare scholen er getornd wordt aan de kern, de missie en het wezen van het openbaar onderwijs. Uit haar conclusie blijkt al dat het onderwijs nooit vrij is van morele opvattingen en visie. Verschillende scholen leggen hun visie vast in identiteitsverklaringen. Zo bestaan deze verklaringen op reformatorische scholen, maar ook op bijvoorbeeld daltonscholen, vrije scholen en wereldscholen. Het verbieden van deze verklaringen ontneemt scholen een belangrijk instrument om hun unieke karakter vast te houden.

Een van de uitgangspunten van het liberalisme is streven naar een samenleving waarin burgers zoveel mogelijk vrijheid genieten. Wanneer identiteitsverklaringen zouden worden verboden, valt een groot deel van de vrijheid van onderwijs weg. Klassiek liberaal en tevens grondlegger van de parlementaire democratie Thorbecke stelde in 1829 al: ‘Een regering, die zich slechts staande kan houden dan door dwangonderwijs, is al half verloren.’ En toen de schoolstrijd werd beslecht, was het premier Cort van der Linden die aan de touwtjes trok. Als liberaal vond hij dat de overheid een kleine rol toebedeeld moest worden en de samenleving zichzelf organiseert. Een diversiteit aan levensbeschouwingen en pedagogische opvattingen hoort daar voluit bij en moest volgens hem worden gefaciliteerd. Wat dat betreft kan deze minister nog veel leren van de voormalig liberale minister-president.

Het verbieden van identiteitsverklaringen brengt nog een ander vrijheidsprobleem met zich mee. Als scholen niet meer mogen stellen dat het huwelijk een instelling is tussen één man en één vrouw, mogen leerlingen dat dan nog wel? Het inperken van de vrijheid van onderwijs levert al snel de inperking op van een andere vrijheid binnen de democratische rechtsstaat: de vrijheid van meningsuiting. Tenslotte verdraagt het zich ook niet met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, waarin wordt verzekerd dat de Staat het recht van ouders eerbiedigt om zich van díé opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.

Vrije school, vrije leerling?
De grootste zorg van de minister is dat scholen moeten zorgen voor de sociale veiligheid van leerlingen en medewerkers, en vormgeven aan burgerschapsonderwijs waarin de basiswaarden van de democratische rechtsstaat centraal staan. Waarom maakt hij zich dan zo druk over de identiteitsverklaringen? Deze hebben immers helemaal niets te maken met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Scholen moeten te allen tijde zorgen voor een veilige omgeving voor leerlingen en medewerkers. De minister zegt zelf al dat dit een wettelijke vereiste is en de Onderwijsinspectie hier ook toezicht op houdt. Ook het reformatorisch onderwijs bereidt leerlingen voor op participatie in de pluriforme samenleving. Dat betekent niet dat leerling en school het altijd met elkaar eens zullen zijn, wel dat ze met elkaar in gesprek blijven en zo nodig een passende oplossing wordt gezocht.

Ook de vraag rondom sociale veiligheid kan worden omgedraaid: is er een veilige omgeving op openbare scholen wanneer een christelijke leerling stelt dat hij of zij tegen abortus is? Een veilige omgeving op scholen is nooit vanzelfsprekend, maar dient, ongeacht de grondslag van de school, te worden gecreëerd. Dat is een opdracht voor iedere school.

Het wordt tijd dat de VVD-minister terugkeert naar zijn liberale wortels en de waarde van verschillende opvattingen niet bekritiseert, maar faciliteert.


Van wie is het kind?
We onderschrijven dat een veilig klimaat op scholen belangrijk is. Tegelijkertijd moeten we de veelkleurigheid van het Nederlandse onderwijssysteem koesteren. Juist die diversiteit kan zorgen voor een sociaal veilige omgeving omdat het aansluit bij de leefwereld van het kind. Het geeft alle ouders de mogelijkheid om hun kind naar een school te sturen die aansluit bij hun levensovertuiging of onderwijsvisie. Daarbij komt dat kinderen door God worden gegeven aan hun ouders, niet aan de overheid. Voor christenen geldt dat de school, samen met de kerk en het gezin, een drieslag vormt waarbinnen het kind gevormd en opgevoed wordt. De keuze voor de levensbeschouwelijke inkadering moet daarom bij ouders liggen en niet bij de staat.

Het wordt tijd dat de VVD-minister terugkeert naar zijn liberale wortels en de waarde van verschillende opvattingen niet bekritiseert, maar faciliteert.

Geschreven door Lianne Ruitenbeek

Geschreven door Rody van Heijst

Rody is de voorzitter.