Afghanistan beheerst (weer) het wereldnieuws. Al decennialang zijn de Afghanen geconfronteerd met aanslagen, geweld en (on)menselijk lijden. In de nasleep van 9/11 raakte ook Nederland hierbij betrokken. Nu met de (nieuwe) opkomst van de Taliban het Afghaanse volk opnieuw in een spiraal van geweld terecht dreigt te komen, rust er een verantwoordelijkheid op Nederland om het Afghaanse volk bij te staan. Het urgentst hierbij is het ophalen van de Afghaanse tolken.

De opkomst van de Taliban in Afghanistan is momenteel enorm, maar niet nieuw. Opgericht als een militante islamitische groepering halverwege de jaren ’90 breidde de Taliban zijn macht steeds verder uit in Afghanistan. De hoofdstad Kabul werd ingenomen en van 1996 tot 2001 gold Afghanistan als een Islamitisch Emiraat. Toen na de aanslagen van 9/11 bleek dat de Taliban samenwerkte met Al-Qaida volgde de militaire invasie van de VS en het VK. Hierbij werd de Taliban in korte tijd verslagen en kwam er een overgangsregering. De overgebleven Taliban vormden een guerrillabeweging en trokken zich terug in de bergen bij de grens met Pakistan.

Het verslaan van de Taliban was een stap, het stabiliseren van het land en het vertrouwen van de burgers in de Afghaanse overheid herstellen was een heel andere zaak. Hiervoor werd de International Security Assistance Force (ISAF) opgericht waar veel Westerse landen, waaronder Nederland, aan deelnamen. Veel van het succes hing echter af van de bijdrage van de VS, en toen de Amerikaanse aanwezigheid verminderde en verdween, vertrokken ook de Westerse bondgenoten. De successen die waren behaald (en waar vele militairen hun leven voor gegeven hebben), lijken nu als sneeuw onder de zon te verdwijnen met de nieuwe opkomst van de Taliban.

Dat Nederland zich terugtrekt uit Afghanistan is een realistische keuze. Toch heeft het kabinet de dure plicht zich in te zetten voor het lot van Afghanistan. Jarenlang hebben wij als Nederland onze verantwoordelijkheid genomen door bij te dragen aan een veilige toekomst voor Afghanistan. De veranderende geopolitieke situatie mag er echter niet toe leiden dat wij een land en haar burgers aan hun lot overlaten. De verantwoordelijkheid die wij namen bestaat nog steeds, al moeten we hem anders invullen.

Concreet kan het kabinet dat allereerst doen door zich ruimhartig op te stellen in het overhalen van de tolken die voor de Nederlandse krijgsmacht hebben gewerkt. Het kabinet is te terughoudend in het beoordelen van de aanvragen, terwijl hun positie het meest precair is. Minstens 53 tolken wachten nog in Afghanistan op bericht. De kring moet echter ook breder getrokken worden. Ook bewakers, logistieke ondersteuning en andere Afghanen die de Nederlanders geholpen hebben, verdienen veiligheid. Tegelijk lijden de Afghaanse burgers ook in groten getale onder de opkomst van de Taliban. Het is daarom een goede stap dat het kabinet een zogenaamd ‘vertrekmoratorium’ ingesteld heeft. Hierdoor kunnen in ieder geval het komende halfjaar geen asielzoekers naar Afghanistan uitgezet worden: gelet op de veranderende situatie zou dat immers zeer gevaarlijk zijn. Het kabinet moet zich echter ook op internationaal niveau inspannen om een grotere crisis en regionale instabiliteit te voorkomen. De realiteit leert ons dat grote vluchtelingenstromen (die te verwachten zijn) voor grotere onzekerheid zorgen in de regio. Daarom is het van belang dat in verbanden zoals de EU en de VN nu al actie wordt ondernomen: niet als het te laat is.

Jarenlange Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan heeft zijn sporen nagelaten: in de Nederlandse politiek en specifiek de krijgsmacht, maar ook in Afghanistan. De verantwoordelijkheid die destijds is aangegaan duurt nog voort. Nederland heeft een plicht richting de Afghaanse burgers: specifiek voor groepen zoals tolken, en algemeen richting de Afghanen die in nood verkeren. Het is nu aan het kabinet om daar actie op te ondernemen.