De afgelopen weken zijn we verrast door energieprijzen die door het dak gingen. De oorzaak hiervan is de oorlog tussen Rusland en Oekraïne die de olie- en gasleveringen vanuit Rusland op het spel zet. Deze prijsstijgingen komen nog eens bovenop het toch al hoge prijspeil van grondstoffen, die veroorzaakt zijn door het sterke herstel van de economie na de coronacrisis. Dit alles heeft ertoe geleid dat het kabinet heeft besloten om de portemonnee te trekken en de energierekening van alle burgers te verlagen door accijnzen te verlagen (vanaf 1 april) en het verlaagde btw-tarief tijdelijk te gaan hanteren voor energie (vanaf 1 juli). Uiteraard is dit een sympathieke maatregel, maar is het ook verstandig?

Ruilvoetverslechtering

De economische theorie leert ons dat er sprake is van ruilvoetverslechtering als het prijspeil van importproducten harder stijgt dan die van exportproducten. Gezien de grote waarde van de import van fossiele brandstoffen uit Rusland, kunnen we constateren dat hier inderdaad sprake van is. Daardoor verliest Nederland welvaart. Het kabinet probeert het verlies aan koopkracht te verzachten door belastingen te verlagen, maar welvaartsverlies kan niet weggepoetst worden. De rekening van de maatregelen wordt namelijk doorgeschoven naar een volgende generatie. Of er wordt gekort op andere overheidsuitgaven. De kosten van deze maatregelen moeten namelijk worden betaald door op andere uitgaven te bezuinigen of de belastingen te verhogen. De regering kan er ook voor kiezen om de staatsschuld te laten oplopen, maar dat betekent dat de kosten in de toekomst alsnog betaald moeten worden.

Financiële dekking

De kosten van deze maatregelen zijn fors: de eerdere verlaging van de energiebelasting kostte 3,2 miljard euro en daar komt nu een bedrag van 2,8 miljard euro bovenop voor het verlagen van de accijnzen en het hanteren van het verlaagde btw-tarief voor energie. Het kabinet dekt de maatregelen grotendeels door meevallers aan de opbrengstenkant en voor een klein gedeelte door uitgaven naar voren te halen. Dit betekent echter wel dat deze meevallers niet ingezet kunnen worden als dekking voor andere budgettaire tegenvallers, zoals de door de Hoge Raad afgedwongen compensatie voor de spaartaks, de verhoging van het defensiebudget of de verhoging van de AOW-uitkering. Mogelijk worden de kosten van de koopkrachtreparatiemaatregelen indirect dus toch gefinancierd door toekomstige generaties, ondanks de expliciete wens van het kabinet om dit niet te doen. Dit betekent niet dat er helemaal niet gecompenseerd moet worden, want de laagste inkomens staan letterlijk in de kou. SGP-jongeren pleit er echter voor dat de maatregelen meer gericht worden op mensen met een laag inkomen, die onvoldoende draagkracht hebben om de hoge energierekening te betalen.

Effectiviteit en uitvoerbaarheid maatregelen

Een belangrijk vereiste voor een compensatieregeling is dat deze uitvoerbaar is voor de overheid, maar ook dat het huishoudens niet te moeilijk wordt gemaakt om de toelage te verzilveren. Het maatregelenpakket dat uitgevaardigd is door het kabinet bevat een energietoelage van 800 euro voor lage inkomens, die uitgekeerd wordt door gemeenten. Een gedeelte van de huishoudens die hiervoor in aanmerking komen, zoals bijstandsgerechtigden, krijgt de toelage automatisch uitgekeerd, maar andere huishoudens, zoals alleenstaanden met enkel een AOW-uitkering, moeten de energietoeslag aanvragen en inkomensgegevens over een recent jaar verstrekken. Dit werpt voor een grote groep een flinke drempel op om de toelage te verzilveren. Het kabinet moet daarom alles op alles zetten om al deze mensen te bereiken door brieven te sturen en zo mogelijk zelfs een belcampagne op te zetten waarin deze huishoudens wordt uitgelegd hoe ze de energietoeslag kunnen aanvragen. Daarnaast moet er hulp geboden worden door gemeenten of vrijwilligersorganisaties voor mensen die zelf de toeslag niet kunnen of durven aanvragen. De huidige decentrale aanpak heeft ook als nadeel dat gemeenten veel beleidsvrijheid hebben, wat bijvoorbeeld betekent dat gemeenten verschillende inkomensgrenzen hanteren als voorwaarde voor de energietoelage. Dit kan bij burgers als onrechtvaardig overkomen. Het is daarom wenselijk dat het Rijk gemeenten verplicht om huishoudens met een inkomen tot een maximum van 120 procent van het sociaal minimum in ieder geval te compenseren met 800 euro.

Precedentwerking compensatie

De nu aangekondigde compensatiemaatregelen, met name de btw- en accijnsverlaging, hebben het voordeel hebben dat ze makkelijk uitvoerbaar zijn, maar ze zijn te genereus en dragen het risico van precedentwerking in zich. Immers, als we kijken naar de alsmaar oplopende inflatie, is het niet ondenkbaar dat voedsel- of kledingprijzen straks ook niet meer behapbaar zijn voor een gedeelte van de bevolking. Moet het btw-tarief op deze goederen dan straks ook verlaagd worden? Financiële degelijkheid is geen populair thema in onze dagen, maar het is van belang dat we onszelf de vraag blijven stellen of het verstandig is als de staat zich voor elke tegenvaller opwerpt als compensatiemechanisme.

Samengevat zijn de huidige compensatiemaatregelen te ruim en worden de laagste inkomensgroepen nog onvoldoende bereikt. Een kleiner pakket aan compensatiemaatregelen is wenselijk, gezien het feit dat het kind van de rekening nu óf een andere post op de begroting, óf een toekomstige generatie is. De maatregelen zouden daarnaast meer toegespitst moeten worden op de laagste inkomensgroepen.

Geschreven door Martien van Hengel